Historie

De oorsprong van de osteopathie

A.T. Still, grondlegger van de osteopathie

A.T. Still, grondlegger van de osteopathie. Museum of Osteopathic Medicine, Kirksville, MO [2007.63.36.13]

Grondlegger van de osteopathie Andrew Taylor Still werd in 1828 geboren in Virginia (USA). Still groeide op in een agrarische gemeenschap en had daarom kennis van de natuur zoals het belang van een goede irrigatie en voedingstoestand van de gewassen. Omdat men in die tijd op het gebied van voedselvoorziening vooral op zichzelf aangewezen was ontstond bij A.T. Still al vroeg een grote interesse voor de natuur.

Het ontleden van dieren legde een basis voor de diepgaande anatomische kennis die hij veel later noodgedwongen zou opdoen toen hij als militair chirurg werd ingezet om gewonde soldaten bij te staan in de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865). Toen Still in oktober 1864 vanuit het front terugkeerde naar huis, bleken eerder dat jaar drie van zijn vier kinderen te zijn gestorven aan hersenvliesontsteking.

De geneeskunde was in die tijd beperkt tot aderlaten, het toedienen van heftige ontgiftingskuren en agressieve medicatie. A.T. Still was vastberaden een betere en minder invasieve vorm van geneeskunde te ontwikkelen dan deze primitieve en spartaanse behandelmethoden. Op 22 juni 1874 beschrijft Still voor het eerst de osteopathie. Pas in mei 1892 opent A.T. Still de ‘The American School of Osteopathy’ (A.S.O.) in Kirksville, Missouri (USA). Het was de eerste opleiding voor osteopathie ooit.

De zienswijze van A.T. Still is steeds doorgegeven aan daaropvolgende generaties osteopaten. Om zich staande te houden in de moderne tijd ontstond volgens de professie de noodzaak om de originele theorie van A.T. Still verder te onderbouwen.

Het was vooral de wetenschapper Irvin M. Korr Ph.D. (1909-2004, USA) die via neurofysiologisch wetenschappelijk onderzoek de basis heeft gelegd voor verdere theoretische onderbouwing van de osteopathie. Hij wordt daarom na A.T. Still “the second great osteopathic philosopher” genoemd.

Ook valt het pionierswerk van William Garner Sutherland (1873-1954, USA) op. Sutherland was een directe student van Still en ontdekte door eigen onderzoek dat, in tegenstelling tot de anatomische literatuur uit die tijd, de schedelnaden een geringe mate van beweeglijkheid bezitten die erg van belang is voor het goed functioneren van het centraal zenuwstelsel, de wervelkolom en aangrenzende lichamelijke structuren. Sutherland ontwikkelde behandelprincipes om spanning ter hoogte van de hersenvliezen te verminderen en de beweeglijkheid van de schedelbeenderen en het heiligbeen te verbeteren. Ook was hij van mening dat een vrije doorstroming van het hersenvocht essentieel is voor een gezond zenuwstelsel. De door Sutherland ontwikkelde behandelprincipes vormen nog steeds een belangrijk onderdeel van de osteopatische behandeling en noemen we “cranio-sacrale osteopathie”.

In 1966 is de osteopathie in de Verenigde Staten wettelijk gelijkgesteld met de reguliere geneeskunde.

Via Engeland is de osteopathie in Europa bekend geworden. In 1917 werden de eerste osteopaten daar opgeleid in the British School of Osteopathy (BSO) in Londen. In Nederland zijn sinds 1985 de eerste osteopaten werkzaam.

Het woord osteo-pathie

Grondlegger Andrew Taylor Still gaf in 1889 zijn nieuwe behandelvorm de naam Osteopathy. Het woord osteopathie bestaat uit het Griekse woord Osteon, wat “bot” betekent en het Latijnse woord Pathos (“het lijden” of “de ziekte”).

Een osteopaat gebruikt het houdings- en bewegingsapparaat (waartoe de botten behoren) als aangrijpingspunt om de weefsels te ontspannen zodat de druk op uittredende zenuwen, bloed- en lymfevaten afneemt en de genezing weer op gang kan komen.

Op de vraag waarom het woord osteopathy niet in het Amerikaanse woordenboek voorkwam, zou A.T. Still destijds getergd hebben geantwoord: “we are going to put it there!”.